Huisdieren

Hond:

Inhoud

  [verbergen

Afstamming

De wolf is de voorvader van de hond

Volgens genetisch onderzoek (1997) zijn er op grond van verschillen in het mitochondriaal DNA vier verschillende groepen hondenrassen te onderscheiden, die mogelijk het resultaat zijn van vier verschillende domesticaties in het verleden.[1]

Wel is duidelijk dat de hond afstamt van de wolf (Canis lupus) en niet van de coyote, de jakhals of een andere hondachtige: de verschillen van hond en wolf met al deze soorten zijn veel groter dan die tussen hond en wolf onderling. De grijze wolf komt, althans kwam, over een groot verspreidingsgebied voor in de Verenigde Staten van AmerikaEuropa en Azië. Het is op grond van de genetische analyse niet duidelijk of de hond nog van een specifieke ondersoort van de wolf afstamt zoals de Perzische wolf (C. lupus pallipes), omdat die bij de gebruikte methode genetisch niet te onderscheiden was van de andere typen wolven.

Groep één van de vier door Vila onderscheiden categorieën is weer in verschillende takken onder te verdelen, waarvan een zuidoostelijke tak o.a. de Australische dingo bevat, een primitieve hond die ook in het wild leeft en zich van de meeste gedomesticeerde honden onder meer nog onderscheidt door een jaarlijkse voortplantingscyclus.

Genetisch onderzoek naar verschillen in het mitochondriaal DNA van de hond toont een nagenoeg identieke (0.2% verschil) basenvolgorde met die van de grijze wolf, wijzend op een directe afstamming in het (evolutionair gezien) recente verleden. Het verschil tussen wolven en coyotes was met 4% veel groter.[2]

Domesticatie

Het recentste onderzoek plaatst de domesticatie van de hond in het Verre Oosten, van 14.000[3] - 15.000 jaar geleden.[4] Oudere schattingen gingen uit van een begin van de domesticatie rond 40.000-100.000 jaar geleden.[5] De vraag is hoe en waarom de wolf tot huishond werd (Canis lupus familiaris). In de late laatste ijstijd veranderden de leefomstandigheden van de mens. De dominante bestaanswijze veranderde van nomadein boer, waardoor mensen lange tijd op dezelfde plaats bleven. De 'wilde honden' begonnen in deze tijd de nabijheid van de mens op te zoeken en van hun afval te leven. Er kan dus sprake zijn van een zekere co-evolutie.[6] Andere onderzoekers gaan ervan uit dat de mens een actievere rol speelde in de eerste stappen die tot een domesticatie van de hond leidde.[7]

Rond 8000 voor het begin van onze jaartelling pasten de voorouders van de hond hun voedingspatroon en spijsvertering aan aan het grotere aanbod zetmeel uit de eerste menselijke landbouw. Dat maakt de hond het oudste gedomesticeerde huisdier. De honden bezitten afhankelijk van het ras 4 tot 30 copiën van het zetmeelverterende gen voor het enzym amylase. Wolven bezitten slechts twee copiën voor amylase.[8] Deze door mutatie mogelijk gemaakte domesticatie heeft mogelijk tweemaal plaatsgevonden[9]; rond 35.000 jaar geleden, vóór de laatste grote ijstijd, maar door de ongunstige omstandigheden afgebroken, en 10.000 jaar geleden met meer succes.

Hoewel de geschiedenis van de domesticatie van honden niet geheel duidelijk is, is domesticatie van vossen empirisch onderzocht. De geneticus Dmitry K. Belyaev begon in 1959 met een reeks vossen een domesticatie-experiment. In zijn instituut selecteerde hij vossen voor de volgende generatie enkel op tamheid. Ongeveer 5% van de mannelijke dieren en 20% van de vrouwelijke dieren mochten een volgende generatie stichten. 40 jaar en 45.000 vossen later, na 35 generaties van selectie op tamheid zijn de vossen uit dit experiment gedomesticeerd.[10]

Oudheid

Honden in het Oude Egypte

In het Oude Egypte tonen wandschilderingen aan, dat de mens destijds reeds veel gebruik maakte van dieren, bijvoorbeeld voor de jacht. Ook diersoorten die we vandaag niet meer als gedomesticeerde dieren kennen, zoals hyena's werden door de Egyptenaren gehouden.[11] Goden, zoalsAnubis kregen (voor een deel) het uiterlijk van dieren en men was zich bewust van de specifieke eigenschappen van dieren.

Middeleeuwen en Nieuwe Tijd

De hond is al eeuwenlang de mensenvriend bij uitstek, portret van Frederik de Grote met zijn zus

Rond 1350 werden door Gaston Phoebus in een boek de eerste medische behandelingen van honden beschreven, die bij de jacht werden ingezet.[12] In de Nieuwe Tijd werden honden niet meer enkel gehouden om bij de jacht te helpen, te waken, karren te trekken of lasten te dragen maar ook als gezelschapshond, zoals talrijke schilderijen uit deze tijd tonen. Behalve op het doel begon men ook op het uiterlijk van de hond te letten. Dit leidde in de Moderne Tijd tot de oprichting van de eerste kennelclubs en rasverenigingen.

Moderne Tijd

Vooral in de laatste 200 jaar heeft gericht fokken de explosieve vermenigvuldiging van rassen en varianten veroorzaakt. De herontdekking van deregels van Mendel, de oprichting van kennelclubs en rasverenigingen en de oprichting van de Fédération Cynologique Internationale (FCI) in 1911leidden ertoe dat vandaag 331 verschillende hondenrassen door het FCI erkend zijn. De lokale organen zijn in Nederland de Raad van Beheer op Kynologisch Gebied in Nederland en in België de Koninklijke Maatschappij Sint-Hubertus. In de Verenigde Staten heeft zich een tweede overkoepelend orgaan gevormd, waarvan de rasstandaarden en de indeling en erkenning van rassen verschillen van die van de FCI.

Honden die niet tot een specifiek ras behoren, worden als bastaardhond, straathond of als rasloos bestempeld.

1rightarrow.png Geschiedenis van de relatie tussen mens en hond

Anatomie

Benamingen

Anatomie van een hond
  1. Stop (overgang tussen hersenschedel en snuit)
  2. Snuit (of voorsnuit)
  3. Keel
  4. Schouder
  5. Elleboog
  6. Pols
  7. Kroep (of kruis)
  8. Dij
  9. Spronggewricht (of hak)
  10. Middenvoet
  11. Schoft (het hoogste punt van de schouder)
  12. Kniegewricht
  13. Voeten (of poten)
  14. Staart

Tandformule

Tandformule van de hond

Het definitieve gebit van honden bestaat uit 42 tanden. In elke kaakhelft telt het 3 snijtanden (IncisiviI), één hoektand (CaninusC) en 4 premolarenofwel knipkiezen (PremolarenP). In de bovenkaak zijn er bovendien twee, in de onderkaak 3 molaren of knobbelkiezen (MolarenM).[13] De grote P4 in de bovenkaak en de M1 in de onderkaak worden de scheurkiezen genoemd.

Grafisch uitgedrukt is de tandformule van volwassen honden:

Het melkgebit van honden bevat 28 tanden. De P1 en de molaren hebben geen melktandvoorganger. De melktanden worden in tandformules meestal met een kleine letter aangeduid, de tandformule is als volgt:

'

De tandwisseling zal vanaf de vierde maand plaatsvinden. Tijdens de tandwisseling kan bij de pup, net als bij kinderen, tandpijn ontstaan. Pups zullen in deze periode daarom vaak op allerlei dingen knagen.

 

Oren

Oren hond.png
Spitse oren
Hangoor hond.png
Hangoren

Het gehoor is bij de hond sterk ontwikkeld. Hij kan hogere frequenties waarnemen dan de mens. Het bereik ligt bij een optimaal gehoor:

  • Mens ~ 20 - 20.000 Hz, maximale gevoeligheid tussen 1000 en 4000 Hz.
  • Hond ~ 15 - 50.000 Hz (sommige bronnen spreken zelfs van 100.000 Hz), maximale gevoeligheid rond 8000 Hz. Honden zijn verder in staat over een afstand van 25 meter frequenties rond de 1 à 2 Hz te horen.

De beweeglijke oorschelpen van de hond maken het mogelijk om een geluid driedimensionaal te lokaliseren; hij kan dat daarom veel beter dan de mens. Een hond kan de richting waaruit een geluid komt met een afwijking van 2% bepalen (bij de mens meer dan 15%). Bij de beweging van de hondenoren zijn niet minder dan 17 spieren betrokken.

Honden met hangoren hebben een iets zwakker vermogen om geluid te lokaliseren. De oren hebben echter naast hun fysieke functie ook een belangrijke taak bij de communicatie met andere honden, en met de mens. Ook op dit punt zijn honden met hangoren dus enigszins in het nadeel.

Ogen

Vroeger werd aangenomen, dat honden enkel grijstinten of 'zwart-wit' konden zien. Uit nader onderzoek is echter gebleken dat honden wel degelijk kleuren kunnen zien, maar wel anders dan de mens.

Het oog van de hond bevat, zoals bij alle zoogdieren twee typen receptoren. De staafjes zijn voor de waarneming van grijstinten verantwoordelijk, de kegeltjes voor het zien van kleuren. In het oog zijn meer staafjes dan kegeltjes, en staafjes hebben minder licht nodig om een signaal aan de hersenen te geven.[14] De kegeltjes zorgen voor het kleurenzien indien er genoeg licht aanwezig is.

In het oog van honden is, zoals bij de meeste zoogdieren, een speciale anatomische structuur (Tapetum lucidum) aanwezig, die invallend licht terugkaatst en zo het bestaande licht versterkt.[15]Dit verklaart, waarom honden in de schemering veel beter kunnen zien dan mensen, bij wie deze structuur afwezig is.

Diagram ogen hond

Het oog van de hond heeft twee verschillende types kegeltjes, die op groen of op blauw licht reageren, in tegenstelling tot de mens, die over drie verschillende types beschikt, die op rood, groen en blauw licht reageren. Een hond ziet geen rood en ervaart rode dingen als (donker)groen. Een rode bal in het gras is voor een hond dus lastig te zien.

Een ander verschil is dat het hondenoog in het bereik rond 430 nanometer (zie tekening) de grootste gevoeligheid vertoont. Bij de mens is dit rond 530 nanometer. De scherpte van het beeld is waarschijnlijk kleiner dan bij de mens en meer op beweging gericht. Stilstaande dingen worden door de hersenen onderdrukt en zijn door de hond minder goed waar te nemen.[16]

Het gezichtsveld van de hond is met circa 240 graden duidelijk groter dan dat van de mens, mede door de zijdelingse inplanting van de ogen op de schedel. Het bereik waarin een hond driedimensionaal kan zien is met 120 graden ongeveer even groot als dat van de mens.

Neus

De hondenneus is altijd vochtig, onbehaard en heeft grote neusgaten.

De reukzin van honden is veel beter ontwikkeld dan bij de mens. In de eerste plaats komt dit door het grotere aantal reukcellen. Globaal geldt dat hoe langer de snuit is, des te beter het reukvermogen. Tussen de verschillende hondenrassen bestaan dan ook aanzienlijke verschillen op dit punt. De mens heeft ongeveer 10 cm² reukepitheel, de hond daarentegen gemiddeld 100 cm², maar dat varieert tussen 30 cm² bij een Franse buldog en 169 cm² bij een Duitse herder.[17] Beroemd is de bloedhond om zijn vermogen om sporen te volgen.

De kwaliteit van de reukzin wordt echter ook door andere factoren bepaald, want metingen hebben aangetoond dat het reukvermogen van een hond rond één miljoen keer beter is dan dat van de mens. Daarbij speelt dat honden met korte inspiraties rond 300 keer per minuut kunnen ademen, zodat er steeds nieuwe aanvoer van verse lucht is met een grotere turbulentie, waardoor geurstoffen gemakkelijker met het reukepitheel in contact kunnen komen.

In de hersenen worden de binnenkomende signalen verwerkt. Het is aangetoond, dat honden 'stereo' kunnen ruiken. De hond neemt dus waar of een geur van rechts of van links komt. Op deze manier kan hij de richting van een geurspoor beoordelen. Belangrijk bij de richtingsgevoeligheid is de natte neus met daarin koudereceptoren die de afkoeling van het gedeelte waar de lucht langs stroomt signaleren, waar een luchtstroom en dus een geur vandaan komt. De reukhersenen[18] zijn in vergelijking met de mens ook veel groter.[19][20] Bij de hond nemen ze tien procent van de hersenen in beslag tegen één procent bij de mens. Honden kunnen bepaalde geuren ook via het Orgaan van Jacobson waarnemen.

Brachycefale honden kunnen door onder meer de anatomische bouw van hun schedel en ademhalingswegen moeilijkheden bij de ademhaling hebben.

Voeding

De huidige gezelschapshond is van nature vleeseter, met een spijsverteringsstelsel dat bijna identiek is aan dat van wilde honden en wolven. De meeste honden eten echter geregeld ook wel plantaardig voedsel.

Zoals in de humane gemeenschap vormt obesitas in de hondenpopulaties een ernstig gezondheidsprobleem. Dit is deels te verklaren door een te hoge energieopname en deels door een afname van activiteit.[21]

De meeste commercieel beschikbare voeders zijn optimaal afgestemd op de voedingsbehoefte van honden.[22] Aanvullingen zijn dan ook niet nodig en hebben vaak een negatief effect. Zo kan de toevoeging van calcium tot blaasstenen en botafwijkingen leiden.[23][24] Hoewel de meeste honden commerciële voeders zoals kant-en-klare brokken of blikvoer krijgen, zijn er steeds meer mensen die overgaan op "rauw voer" of "BARF". De basis bestaat uit rauw vlees en botten.

Er zitten wel grote verschillen in kwaliteit tussen de verschillende merken hondenvoer; zeker de goedkopere supermarktmerken bevatten vaak relatief veel smaak- en geurstoffen en granen; terwijl de echte premium merken als bijvoorbeeld Orijen, Arden Grange, Yarrah (EKO certificatie) en Hill's duurder zijn maar gezonder voor de hond.

De voedingsbehoefte van honden varieert niet enkel met de activiteit, maar ook met het ras, de leeftijd en de omgevingstemperatuur. Men kan stellen, dat de behoefte voor onderhoud van een dier bij normale activiteit rond de 500 kJ per kilogram metabool gewicht per dag ligt. Dit kan oplopen tot 4200 kJ per kilogram metabool gewicht per dag bij zeer actieve dieren, zoals sleehonden.[25]

1rightarrow.png Voor het gebruik van de hond zelf als voedsel, zie het artikel 'hondenvlees'

Voortplanting

Puberteit

De puberteit van reuen begint gemiddeld op een leeftijd van 6 maanden en is meestal op een leeftijd van 12 maanden afgesloten. Een teef zal haar eerste loopsheid op een leeftijd van 6 tot 9 maanden vertonen. Dit is echter aan een sterkere variatie onderworpen en kan bij grote rassen duren tot een leeftijd van zelfs 2 jaar.[26]

Cyclus

Teven zijn in het wild mono-oestrische dieren: zij worden maar één keer per jaar loops. Bij sommige van de gedomesticeerde rassen is dit behouden gebleven. Vooral rassen zoals de saarlooswolfhond, waar recentelijk wolvenbloed is ingefokt vertonen deze eigenschap. De resterende gedomesticeerde honden zijn 2 - 3 keer per jaar loops. Tussen de verschillende loopsheden liggen gemiddeld 7 maanden, maar het tijdsinterval is per hond aan grote variaties onderworpen.

De loopsheid wordt in twee fasen opgedeeld, die elkaar opvolgen. In de eerste fase (pro-oestrus) zal de vulva van de teef opzwellen en zal de teef een bloederige uitvloei vertonen. De afgegevenferomonen trekken reuen aan, maar de teef laat zich in dit stadium nog niet dekken. Deze fase duurt gemiddeld negen dagen tot maximaal 17 dagen. In een tweede fase neemt de zwelling van de vulva iets af en wordt de uitvloei minder. De kleur verandert van rood naar geelbruinachtig. De teef trekt nu naast reuen ook andere teven aan. De teef accepteert nu de reu en een dekking kan plaatsvinden. Ook deze fase duurt gemiddeld 9 dagen (varieert tot 21 dagen). Tijdens de tweede fase (oestrus) zal de eisprong plaatshebben.

Als bevruchting heeft plaatsgevonden, wordt deze gevolgd door een dracht, zie Dracht en geboorte. De dracht duurt ongeveer 64 dagen.

Als er geen bevruchting heeft plaatsgevonden, wordt de loopsheid van de teef gevolgd door een derde fase, de metoestrus. Daarna komt een fase van seksuele inactiviteit, de anoestrus die sterk uiteen kan lopen maar gemiddeld 4 maanden duurt. De anoestrus wordt opnieuw gevolgd door een loopsheid.[27]

Dekking

Puppy van een kruising keeshond - Husky.

Waar mogelijk is het aan te raden een teef niet direct tijdens de eerste loopsheid te laten dekken maar te wachten tot een leeftijd van 2 jaar, ongeveer de derde loopsheid.

Na enkele stotende bewegingen treedt er bij de reu een zwelling op van de bulbus glandis, een zwellichaam rond de penis. Hierdoor blijft de reu in de vagina van de teef hangen. Contracties van de vagina lokken bij de reu dan een ejaculatie uit. De ejaculatie treedt in meerdere fracties op en duurt lang. Gemiddeld lost een reu bij een ejaculatie 5 tot 10 ml sperma (variaties van 2-25 ml). In het ejaculaat zijn 200 tot 300 miljoenzaadcellen per mm3 aanwezig. Na enkele minuten komt de reu (na het afzwellen van het zwelllichaam) vanzelf los. Losrukken van reu en teef door de mens is voor beide honden gevaarlijk en pijnlijk.[27] Bovendien kunnen honden agressief reageren op de menselijke interventie.

Sommige hondenrassen hebben door bepaalde kenmerken moeilijkheden met paren. Mannelijke Franse bulldogs kunnen bijvoorbeeld niet een teef beklimmen, zodat dan moet worden gefokt door middel van kunstmatige inseminatie. Ook kunnen door de grootteverschillen bepaalde rassen niet onderling paren (bijvoorbeeld een jack russell en een sint-bernard).

Dracht en geboorte

Na een gelukte dekking zal de teef drachtig worden. Gemiddeld duurt een dracht bij honden ongeveer 64 dagen, maar bij een bouvier kan dit wel 85 dagen zijn. Wanneer de teef een groot nest draagt kan de geboorte enkele dagen eerder plaatsvinden, maar bij een kleine worp kan de geboorte enkele dagen later plaatsvinden. De puppy's zijn de eerste tien dagen nog blind. De teef zal haar puppy's ongeveer drie weken lang zogen. Daarna kunnen de puppy's overgaan op puppyvoeding, en na vijf tot zeven weken zijn ze volledig gespeend.[26]

Levensverwachting

Een hond kan met goede verzorging 15 jaar oud worden. Rashonden worden vaak gemiddeld iets minder oud dan bastaards. Ook zeer grote rassen leven gemiddeld wat korter.

Gevolgen van inteelt

De verschillende rassen van honden zijn in het verleden door strenge selectie ontstaan. Fenotypische kenmerken, zoals bijvoorbeeld vachtkleur, zijn bij honden vaak op recessieve genengecodeerd. Om een stabiele vachtkleur van een ras te verkrijgen, was het dus nodig nauw verwante honden met elkaar te kruisen. Dit heeft de kans op genetisch overgedragen ziektes verhoogd; honden die hieraan lijden moeten uit de fokkerij geweerd worden, maar dit gebeurde niet altijd, zodat hun genetische schade zich kon verspreiden.

Tegenwoordig tracht men genetische ziekten te beperken door gericht te fokken en door aangetaste dieren uit de fokkerij te weren, maar bij sommige ziekten is dat moeilijk. Voor bepaalde rassen is het verplicht fokdieren op genetische ziekten te laten testen. Een voorbeeld hiervan is heupdysplasie. Ook stamboomonderzoek en berekening van inteeltfactoren worden tegenwoordig gebruikt om het risico op overdracht van genetische ziekten zo laag mogelijk te houden.

Ziektes bij de hond

Behalve genetische aandoeningen komen er verschillende verworven ziektes en aandoeningen voor bij honden. Onder de parasieten zijn vlooien, teken en wormen bekend, en veroorzaken mijten schurft en puppieschurft. Ook kunnen parasieten diverse soorten gevaarlijke virussenbacteriën en protozoa overdragen op honden. Bacteriën kunnen ontsteking van de baarmoeder veroorzaken en wild spelen na het eten wordt gezien als oorzaak voor maagtorsie.

Communicatie van honden

Een schooiende hond vertoont een typische lichaamstaal.

Lichaamstaal

Honden hebben een eigen lichaamstaal en gebruiken deze zowel voor communicatie met andere honden als met de mens. Bij een confrontatie met andere dieren kan de hond op verschillende manieren reageren, zoals nieuwsgierigheid, angst of agressiviteit.

Communicatie met de mens

De communicatie met honden is vrij universeel. Iedereen heeft zo zijn eigen manier van communiceren met honden, maar zo ook honden met mensen.

Taalgebruik

De mens past meestal zijn of haar taalgebruik aan, als hij of zij met een hond praat. Dit kan in geringe mate zijn of juist een algehele aanpassing aan de grammatica en uitspraak. De meeste mensen communiceren met een hond in hun eigen taal, uit onderzoek is ook gebleken dat taal geen invloed heeft op een hond. Honden luisteren slechts naar tonen zoals aa, ee, oe, oo, ie enzovoorts, als men "zit, af, poot" zegt hoort de hond hoogstwaarschijnlijk "ì, à, oo". Wanneer een taal afwijkt van de taal waarin de hond commando's heeft geleerd, kan hierdoor verwarring ontstaan. Dit komt echter niet vaak voor, aangezien de meeste mensen ook lichaamstaal gebruiken. Hierdoor kan een mens vaak moeiteloos communiceren. Het taalniveau dat gebruikt wordt om met honden te communiceren is vaak gelijk aan het niveau van kinderen of zuigelingen. Een voorbeeld van typisch hondentaalgebruik is bijvoorbeeld:

  • Hammazit - zit
  • Gattemvat - pak de bal/stok
  • Waa's 'e bal - waar is de bal?

Mensen ontwikkelen vaak hun eigen trucjes om ervoor te zorgen dat honden beter luisteren, gebaseerd op een geconditioneerde reflex.

Blaffen en grommen

Honden communiceren met mensen via blaffen en grommen. Grommen komt in het wild ook voor bij wilde dieren vooral bij hondachtigen zoals wolven en bij vossen. Dit systeem is bedoeld om zichzelf te beschermen tegen (mogelijke) gevaren en situaties die dreigend overkomen. Uit recentelijk onderzoek is gebleken dat honden het systeem van blaffen waarschijnlijk hebben ontwikkeld om zo met de mens te kunnen communiceren. De wolf, waarvan de hond afstamt, blaft niet. Wolven huilen en grommen alleen. Uit dit onderzoek is ook gebleken dat mensen dit systeem meestal ook begrijpen. Er zijn verschillende blaffen voor iedere soort situatie. Zo heeft de hond een blaf voor als zijn of haar baas weer thuis komt; vrolijk dus. Een blaf voor als de hond aan het spelen is, als er iemand inbreekt of als hij iemand echt aanvalt.

Opvoeding

Honden en katten reageren vaak agressief op elkaar maar kunnen aan elkaar wennen, hier eenEngelse cockerspaniël met een kat.

Omdat er zoveel verschillende hondenrassen bestaan, is er geen echte algemene opvoeding voor iedere hond. Wel zijn er algemene regels die altijd in acht moeten worden genomen.

  • Het is sterk aan te raden om met de puppy vanaf de leeftijd van 8 weken naar een hondenschool te gaan. Ook als er een oudere hond in huis genomen wordt die nog veel bij te leren heeft, kan de hondenschool de opvoeding sterk verbeteren.
  • Bij de kennismaking met andere huisdieren mag niets geforceerd worden. Breng de nieuwe huisgenoot bij de andere, geef hen even de tijd om elkaar te besnuffelen, maar grijp pas in zodra duidelijk wordt dat het niet klikt. Men kan dan eventueel de dieren een tijdje apart zetten en het daarna opnieuw proberen.
  • Wanneer men een hond op straat wil aaien, vraag dan eerst toestemming aan de baas. Ga dan niet met de vlakke hand rechtstreeks naar het hoofd. Kom van onder de kin van de hond met de rug van de hand naar boven gericht, laat de hond even aan de hand ruiken en aai dan pas de hond. Wanneer men direct met de hand over de ogen van de hond zwaait, is er kans dat de hond zich bedreigd gaat voelen, met mogelijke gevolgen van dien.
  • Zorg ervoor dat de hond de basis-bevelen kent: zit, lig, kom en blijf. Zo wordt bereikt dat de hond in alle mogelijke situaties geen bedreiging vormt voor wie dan ook, en dat er zich ook voor hem geen bedreiging kan voordoen.

Reizen binnen de Europese Unie

Op 1 oktober 2004 werd een Europese verordening (998/2003/EG en 592/2004/EG) van kracht die het niet commercieel vervoer van dieren binnen de EU regelt, waaronder het reizen met honden, katten en fretten. Elke hond dient te beschikken over een paspoort dat in de lidstaten uniform werd ingevoerd. In dit paspoort wordt de hond geïdentificeerd door middel van een microchipof een tatoeage. Tatoeages zijn na 2 juli 2011 niet meer geldig als identificatiemiddel. In het paspoort worden vaccinaties tegen hondsdolheid vermeld, die verplicht zijn om het dier te vervoeren. Voor reizen naar ZwedenFinlandIerland, het Verenigd Koninkrijk en Malta gelden speciale regels.

De hond in de cultuur

In de westerse samenleving is de hond in de beeldende kunst vooral een symbool van trouw en opoffering, maar negatieve betekenissen komen nog voor. Iemand uitschelden voor hond kan als zeer beledigend worden ervaren en andere voorbeelden zijn zegswijzen als luie hondschurftige hond en vuile hond. Ook het woord teef, een vrouwelijke hond, wordt gebruikt als scheldwoord (Engels: bitch). De hond wordt soms als agressief en bloeddorstig gezien. Voor moslims is de hond onrein (haram). De religieuze spijswetten verbieden joden honden te eten (niet koosjer).

De hond als attribuut

Een hond, brood en wonde op het been zijn attributen van de H. Rochus; een hond met een toorts in de bek, ster en lelie: idem van de H. Dominicus, stichter van de orde der Dominicanen1221.

Media

Omdat honden het gemoed aanspreken komen ze veelvuldig voor in diverse media. Enkele, om uiteenlopende redenen, bekende honden.

Bekende honden

Fictieve honden

Top-tien van hondenrassen in België

(gerangschikt volgens het aantal geboorten in 2005)[29]

  1. Duitse herder: 1.878
  2. Mechelse herder: 1.682
  3. Golden retriever: 898
  4. Vlaamse koehond: 881
  5. Chihuahua: 853
  6. Labrador retriever: 841
  7. Berner sennenhond: 822
  8. Bordercollie: 773
  9. Rottweiler: 690
  10. Duitse dog: 670

Top-tien van hondenrassen in Nederland

(gerangschikt volgens het aantal stamboek ingeschreven honden in 2007)[30]

  1. Labrador retriever: 4.053
  2. Duitse herdershond: 3.653
  3. Golden retriever: 2.227
  4. Berner sennenhond: 1.698
  5. Staffordshire-bulterriër: 1.344
  6. Boxer: 1.280
  7. Cavalier King Charles-spaniël: 1.221
  8. Engelse Bulldog: 1.176
  9. Dashond (Ruwhaar): 935
  10. Engelse cockerspaniël: 921

Hondenpoep

Helaas blijken veel hondeneigenaren de overlast die hun huisdier anderen bezorgt te negeren. Tegenwoordig is het praktisch onmogelijk om stoepjes, plantsoenen en grasveldjes zonder hondenpoep aan te treffen, ondanks de moeite die gemeenten nemen door b.v. poepzuigmobielen of het plaatsen van een hondenpoepcontainer. Het gevolg is hondenpoep aan schoenen, (kinder)kleding en kinderwagens, die, zonder dat men ooit achterhaalt wie de dader is, voor eigen rekening schoongemaakt mogen worden. Eigenaren die op heterdaad worden betrapt gebruiken veelvuldig hondenbelasting als smoes om zich niet verantwoordelijk te voelen voor de uitwerpselen van hun huisdier.

Opmerkelijk is dat sommige lokale politieke partijen het hondenpoepprobleem willen oplossen door een DNA-databank aan te leggen van honden, zodat drollen geanalyseerd kunnen worden en de eigenaren beboet voor het niet opruimen van de hondenpoep.

Afbeeldingen

'

Kat:

'

Inhoud

  [verbergen

Levensduur

De levensduur van huiskatten komt ongeveer overeen met die van de andere katachtigen. Na tien jaar kan een kat als bejaard worden beschouwd. Katten sterven gemiddeld na veertien tot zestien jaar. De oudste Nederlandse kat werd 28 jaar oud[1]. De oudste kat ter wereld werd 38 jaar en 1 dag oud. In het algemeen zijn leeftijden moeilijk te controleren, omdat katten geen geboortebewijs hebben. Raskatten hebben dit wel, maar worden gemiddeld minder oud, ongeveer 10-13 jaar. Dit komt door aangeboren ziekten die bij raskatten vaker voorkomen ten gevolge van een hogeinteeltcoëfficiënt. Een soortgelijk beeld ziet men overigens ook bij rashonden.[bron?]

Anatomie

Schedel van een kat.
 
Kattenklauw
Kattenoog
Een kat met twee verschillende kleuren ogen
Haarbal

Het skelet van een kat bestaat uit 250 botten. Net als alle andere carnivoren (vleeseters) zijn katten toegerust om op prooien te jagen en ze te verslinden. Katten hebben een vrij ronde kop en een korte snuit, grote ogen, gevoelige snorharen bij de bek en scherpe omhoogstaande oren. Ze hebben korte brede kaken met sterke knipkiezen en scherpe snijtanden. Katten hebben in het totaal 30 tanden. In de bovenkaak hebben ze 6 snijtanden, 2 hoektanden, 6 voorkiezen en 2 kiezen. In de onderkaak hebben ze 6 snijtanden, 2 hoektanden, 4 voorkiezen en 2 kiezen. Hun kaak kan geen kauwbeweging maken, de kat verscheurt zijn voedsel en gebruikt het zeer sterke maagzuur om het voedsel te verteren. De tong is bedekt met een laag ruwe papillen die goed van pas komt bij de persoonlijke verzorging. De tong van de poes is ruwer dan die van de kater; zo kan ze haar jongen beter wassen.

Katten hebben vijf tenen aan beide voorpoten en vier tenen aan de achterpoten. De eerste teen bevindt zich wat hoger op de voorpoot dan de andere vier tenen. Deze eerste teen raakt tijdens het lopen de grond niet, maar wordt wel gebruikt bij de verzorging en bij het grijpen van een prooi. Aan de uiteinden van de tenen bevinden zich sterke, scherpe, gebogen klauwen. De nagels kunnen worden ingetrokken. Dit mechanisme is een onderscheidend kenmerk van de kattenfamilie Felidae. Door de nagels te scherpen aan een boom (in huis een krabplank of krabpaal) houdt een kat zijn nagels scherp. De zijkanten die uitgroeien komen dan los te zitten en worden met de tanden verwijderd waardoor de nagel op lengte blijft met een scherpe punt.

Een kat heeft een lange staart die hij gebruikt om in evenwicht te blijven en bij sociale communicatie. Het bewegingsstelsel is extreem soepel met een flexibele ruggengraat, waardoor katten erg lenig zijn. Katten kunnen zich bij een val zo keren dat ze op de poten terechtkomen. Om "op zijn pootjes terecht te komen" moet de kat wel de ruimte en tijd krijgen om zich te keren.

De pupillen van een kat vergroten sterk bij weinig licht. Het reflecterend weefsel is goed zichtbaar.

Zintuigen

De meeste katten hebben een goed gezichtsvermogen en kunnen goed in het donker zien, doordat zij meer staafjes dan kegeltjes in hun ogen hebben. Hierdoor kunnen ze goed waarnemen in de schemer, maar bij volkomen duisternis zien ze niets. Hun vermogen kleuren te onderscheiden is daarentegen zwak, maar katten zijn niet kleurenblind.[2] Op de achterwand van het oog bevindt zich reflecterend weefsel (het tapetum lucidum), waardoor de ogen van een kat fonkelen in het donker. Het gezichtsveld van een kat bedraagt 285°, versus een mens 210°.[2] De irissen hebben een verticale spleet als vorm. Elk oog wordt beschermd door een derde ooglid, ook wel knipvlies genoemd.

Katten kunnen uitstekend horen en zijn in staat frequenties tot 40 kHz of hoger waar te nemen. Ter vergelijking: een gemiddeld mens hoort frequenties tot 20 kHz. De oren kunnen 180° draaien. Hierdoor kunnen geluiden goed gelokaliseerd worden.

De snorharen hebben een functie bij het instinctief doorbijten van de ruggengraat van de prooi. Katten zien op korte afstand niet scherp en vertrouwen daarom op hun uiterst gevoelige snorharen en de lange haren boven de ogen wanneer zij een prooi hanteren. Katten zonder snorharen kunnen de "coup de grâce" (het doden van de prooi) moeilijk uitvoeren.

De haren in de vacht zijn afzonderlijk verbonden met een mechanoreceptor. Hierdoor kan informatie over de omgeving naar de hersenen worden gestuurd. De meeste katten vinden het daardoor ook prettig om aangehaald en geaaid te worden.[2]

Een kattenneus bevat ongeveer 20 miljoen geurcellen, vier keer zo veel als bij een mens. De neus is vooral afgestemd op stikstof, omdat deze stof zich in rottend voedsel bevindt. Hierdoor is de kat ook goed in staat om voedsel te beoordelen op eetbaarheid.[2] Katten zijn van nature geenaaseters. Het reukvermogen van katten is niet zo goed ontwikkeld als dat van honden.

Een kat heeft ongeveer 500 smaakpapillen, terwijl een mens er ruim 9000 heeft.[2] Katten laten zich dan ook voornamelijk leiden door geuren. Katten kunnen zout, zuur en bitter van elkaar onderscheiden, maar hebben geen voorkeur voor zoet.[3]

Gedrag

Jagen

Katten zijn erg beweeglijk: ze kunnen snel korte afstanden afleggen en het zijn goede klimmers. In tegenstelling tot honden, hebben katten een beperkt uithoudingsvermogen. Katten houden meestal niet van water, maar kunnen wel goed zwemmen. Ze jagen op hun prooi door ze geruisloos te besluipen. Als de kat dicht genoeg genaderd is, bespringt hij de prooi en vangt hij het dier met zijn scherpe tanden en klauwen. De neiging om langdurig met de gewonde prooi te spelen wordt bij alle katachtigen waargenomen, ook bij de gedomesticeerde kat. Het is een middel om de prooi onschadelijk te maken zonder zelf verwondingen op te lopen als deze zich door bijten verdedigt.

Rusten

Naast het jagen kunnen katten ook erg luieren. Ze houden ervan om lekker in de zon te zitten of op een warme ondergrond te gaan slapen. Dit is ook nodig, omdat die tijd de kat de mogelijkheid geeft om de relatief grote en voedzame prooi te verteren. De gemiddelde kat slaapt of luiert tweemaal zo veel als een mens, en is dus het overgrote deel van de dag niet wakker.

Hygiëne

Net als leeuwen en tijgers likken ze zichzelf schoon met hun tong; vaak doen ze dit voor het slapen gaan, of na het wakker worden. De instinctieve verzorging van de vacht met tanden, speeksel met enzymen en vet uit een klier boven de staart vergt ongeveer twee uur per dag. Hierdoor slikt de kat veel losse haren in. Deze verlaten gewoonlijk via het darmkanaal het lichaam. Als de kat echter te veel haren in korte tijd binnenkrijgt, kan er een haarbal ontstaan die wordt uitgebraakt.[2] Dit kan worden voorkomen door de kat goed te borstelen, speciale anti-haarbalsnoepjes te voeren, kattengras te geven of door de kat een beetje vette vis te voederen (zoals tonijn). Langharige katten hebben overigens meer last van haarballen dan kortharige. Als een kat vergeefse pogingen doet om een haarbal uit te braken, kan er sprake zijn van verstopping. Dit kan levensbedreigend zijn.

Sociaal gedrag

Winston Churchill en Blackie op HMS Prince of Wales. Blackie was de mascotte van het oorlogsschip. 1941.

De gedomesticeerde kat is een sociaal flexibele soort.[4] In een omgeving met verspreide voedselbronnen en lage populatiedichtheid leven katten solitair of in kleine groepjes van nauw verwante vrouwtjes. De grotere, niet-overlappende territoria van katers beslaan twee of meer van de kleinere territoria van de vrouwtjes.[5] [6] [7] [8] [9] [10] [11] In een stedelijke omgeving of bij boerderijen zijn de voedselbronnen meer gecentraliseerd, wat leidt tot het vormen van groepen met een hoge dichtheid bestaande uit meerdere mannetjes en meerdere vrouwtjes met kleinere, overlappende home-ranges en een promiscue paarsysteem.[12] [13] [14] [15] [4] [16] [10] [11] Afhankelijk van de beschikbaarheid van voedselbronnen, zijn katten dus solitaire of sociale dieren. Indien ze de mogelijkheid hebben, zullen vrouwtjes familiegroepen vormen. Hun dochters blijven bij hen en krijgen op hun beurt kittens, zodat een matriarchale groep ontstaat. Zonen verlaten de groep wanneer ze geslachtsrijp worden.

Op basis van het natuurlijke gedrag is het dus aan te raden meerdere verwante katten te houden als huisdieren, zeker wanneer de katten binnen worden gehouden en geen contact kunnen leggen met andere katten uit de buurt.

Geluiden

Katten maken een laag zoemgeluid dat spinnen wordt genoemd. Het is een manier om allerlei gevoelens uit te drukken, van angst tot tevredenheid.[2] In de omgang met mensen is het meestal een teken dat ze tevreden zijn, soms dat ze hulp nodig hebben. Dit geluid wordt voortgebracht door trillingen van de stembanden.[3] Spinnen is een communicatiemiddel tussen kittens en moeders. Kittens kunnen spinnen als ze een week oud zijn.

Daarnaast kan een kat miauwen, mauwen, grommen, sissen, blazen, schreeuwen, piepen, klappertanden, kermen en trillen. Klik Sound hier (info·uitleg) om spinnen en mauwen te horen.

Communiceren met katten

Er zijn verschillende communicatieve signalen van katten die zij ook begrijpen wanneer ze door mensen gegeven worden. Communiceren met een kat zal de band met de kat wederzijds versterken.

  • Blazen: het sissende blaasgeluid waarmee katten hun ongenoegen uiten wordt ook erg goed door hen begrepen als het door een mens voortgebracht wordt. Hiermee kan de kat duidelijk worden gemaakt wanneer ze ongewenst gedrag vertoont.
  • Ogen samenknijpen: dit is een signaal wat aan huisgenoten aangeeft dat een territorium veilig is. Het betekent iets als "hier kan je veilig slapen". Een mens die de ogen samenknijpt naar de kat toont dat deze de kat vertrouwt.
  • Spinnen en tegelijk nagels uitsteken: de kat bedoelt daarmee dat hij zich veilig voelt bij de mens. Als ze het niet doet, is het niet zo erg. Elke kat doet andere dingen om te laten zien dat ze zich veilig voelt.
  • Beide ogen langzaam sluiten: hiermee geeft een kat aan dat ze erg rustig en ontspannen is. De mens kan dit signaal gebruiken om die toestand bij de kat op te roepen of te versterken.
  • Kopjes geven: katten geven kopjes aan elkaar als teken van affectie, of geven kopjes aan voorwerpen om een affectueuze stemming te signaliseren. De mens kan kopjes geven aan muren of meubelen om de kat in deze stemming te krijgen.
  • Vastnemen bij het nekvel: een volwassen kat is te zwaar om veilig bij haar nekvel te worden opgetild. Wanneer men een kat echter stevig bij het nekvel vastneemt zonder haar op te tillen, zal ze zich heel erg rustig houden. De kat reageert nu enkel nog op zeer bedreigende impulsen. Dit is een instinctieve reflex die ervoor zorgt dat kittens zich stilhouden wanneer ze door de moeder gedragen worden, maar die bij volwassen katten blijft bestaan. Ook als men de kat op de arm draagt en men wil niet dat ze wegspringt, kan men haar nekvel stevig vastnemen.

Voortplanting

Bestand:Domestic cats breeding.ogg 
Paring

Paring

Poezen zijn gemiddeld twee tot drie keer per jaar krols, maar dit is heel variabel: sommige poezen worden het hele jaar door om de twee weken krols, andere worden maar één keer per jaar krols. Dit komt het meest voor tussen januari en april, maar ook tussen juni en september. Doordat de hormonale cyclus afhankelijk is van het aantal uren daglicht, is een poes tussen oktober en december zelden krols. Katten die vaak binnen zijn in goed verlichte huizen, zullen toch het hele jaar door krols worden.[17] Een cyclus duurt ongeveer twee weken. Hierin is de poes echter maar twee tot vier dagen vruchtbaar. Zij zal in deze periode duidelijk kenbaar maken dat zij krols is door te roepen naar potentiële paringskandidaten. In deze periode kan een poes ook urine gaan sproeien. De kater kan deze roep beantwoorden, waarna ze van elkaar weten dat er van beide kanten goedkeuring is.

Bij de paring bijt de kater de poes in de nek en ejaculeert snel nadat zijn penis in de vagina zit. Het uiteinde van de penis is bedekt met weerhaakjes die de ovulatie stimuleren. Een poes en kater kunnen meermalen per dag paren. Een poes kan ook door meer dan een kater worden bevrucht. Een nest kittens kan ook van verschillende vaders zijn.[2]

Zwangerschap

Een poes is gemiddeld negen weken (65 dagen) zwanger. Na drie weken worden haar tepels rozerood, waarna het nog eens zes weken duurt voordat het dier bevalt. De gewichtstoename bedraagt gemiddeld een kilo.

Bestand:Cat birth 2.ogg 
Kittens

Bevalling

De weeën beginnen ongeveer zes uur of meer voor de bevalling. De poes begint sneller adem te halen en gaat spinnen. De weeën nemen toe van ieder half uur tot elke vijftien seconden. Daarna komt de eerste kitten tevoorschijn. De poes zal daarna de navelstreng doorbijten en de kitten gaan likken om zodoende de ademhaling op gang te brengen. Het is van belang dat de kitten drinkt van de colostrum, de eerste melk.

Voor een poes die als huisdier wordt gehouden, kan twee weken voor het werpen een werpdoos worden neergezet. Na de bevalling kan de poes uit de doos, maar de kittens niet.

Kittens

Poes die haar jongen zoogt

Een jong katje heet een kitten. Ongeveer 66% van de kittens komt ter wereld met de kop eerst. Bij de geboorte is een kitten doof en blind. Na ongeveer 10 dagen kan een kitten zien en na 17 dagen werkt het gehoor. Na vier tot vijf weken gaat een kitten over op vast voedsel. Dit is ook het moment waarop de moederpoes de kittens leert om gebruik te maken van de kattenbak. Toch blijven veel kittens zogen bij de moeder tot ze minstens een maand of 6 zijn, indien ze de kans krijgen.[18]

Onderstaande tabel geeft de ontwikkeling van een kitten weer.

Tijd Omschrijving
1 week ogen open, begin van focussen
2 weken kan kruipen maar nog niet op poten staan
17 dagen kan horen
3 weken begint te lopen
4 weken begint met vast voedsel
6 weken ogen beginnen definitieve kleur te ontwikkelen
8 weken heeft volledig melkgebit
8 weken jachttechniek wordt geoefend[2]
8 weken castratie mogelijk[19]
9 weken eerste vaccinatie panleukopenie en rhinotraceitis/calici
13 weken tweede vaccinatie
18 weken wisseling melkgebit naar blijvend gebit
24 weken standaardleeftijd castratie

In de jeugd van de kat is er een periode, tussen de 12e en 60e dag, waarin katten open staan voor indrukken en lessen. Deze inprentingsperiode is cruciaal voor het gedrag van de volwassen kat. Heeft de kat in deze tijd geen mensen gekend, dan zal deze moeilijk te socialiseren zijn.

Als een moederpoes de uitgekozen veilige nestplaats niet veilig genoeg vindt, kan ze de jongen zo nu en dan naar een andere plek brengen. Dit doet zij instinctief. Hierbij worden de jongen aan het nekvel gedragen. Een ook bij volwassen katten aanwezige reflex zorgt ervoor dat de dieren dan compleet ontspannen zijn.

Tegenwoordig worden de meeste kittens rond de 8 weken naar de nieuwe eigenaar gedaan. Wettelijk gezien mogen kittens vanaf 7 weken bij de moeder weg gehaald worden. Het is echter aan te raden de kittens veel langer bij de moeder te laten, zeker tot zij een week of 15 zijn. De kittens zijn tegen die tijd twee maal gevaccineerd en hun natuurlijke weerstand is voldoende opgebouwd. Bovendien bestaat er zo minder kans op latere gedragsproblemen: hoe vroeger kittens bij de moeder worden weggehaald, hoe minder stabiel hun persoonlijkheid is en hoe groter de kans op gedragsproblemen (agressie, angst, onzindelijkheid) op volwassen leeftijd (recent onderzoek, data nog niet gepubliceerd).

Medisch

Vergiftiging

Sommige stoffen die voor mensen niet giftig zijn, kunnen schadelijk zijn voor katten:[2]

  • Alcohol;
  • Cafeïne;
  • Chocolade;
  • Dennenolie, veroorzaakt buikpijn en orgaanaandoeningen;
  • Etherische olie, leidt bij inname tot inwendige verwondingen en veroorzaakt huidirritatie bij contact met de huid;
  • Lelie, veroorzaken nierfalen;
  • Macadamianoten, veroorzaakt spiertrillingen, verlamming, gewrichtsstijfheid en hoge koorts;
  • Tabak, schadelijk voor zenuw- en spijsverteringsstelsel, tabaksrook kan leiden tot kwaadaardige lymfomen.
  • Paracetamol, in tegenstelling tot de mens, hebben katten geen enzyme dat paracetamol omzet tot zijn onschadelijke, uitscheidbare metaboliet. De kleinste hoeveelheid kan reeds tot fatale, onomkeerbare levernecrose leiden.

Parasieten

Een aantal inwendige en uitwendige parasieten kunnen schadelijk zijn voor de gezondheid van de kat:

Rassen

Een Britse korthaar kater.

Behalve stamboomloze huiskatten zijn er ook een veertigtal gefokte kattenrassen. Er valt hierbij een indeling te maken naar herkomst. Sommige kattenrassen zijn originele fenotypen die een eigen uiterlijk hebben waarmee ze al eeuwen in een bepaald gebied voorkomen, anderen zijn ontwikkeld door kruisingen of ontstaan door mutaties. Elk ras heeft een specifiek uiterlijk en een eigen raskarakter. Iemand die zich als hobby met het fokken van raskatten bezighoudt registreert deze onder een eigen catterynaam bij een vereniging. Zie verder: lijst van kattenrassen.

Lapjeskatten kunnen vrijwel alleen vrouwelijk zijn. De tekening is genetisch bepaald doordat de twee hoofdkleuren van de kat, rood en zwart, (eumelaninen enfeomelaninen) op de geslachtschromosomen zitten. Door een genetische afwijking (klinefelter syndroom) komt er soms een lapjeskater voor, maar die is meestal onvruchtbaar.

Geschiedenis

De oudste vondst van een gedomesticeerde kat is in een neolithisch graf in de buurt van Shillourokambos in Cyprus van circa 9500 jaar geleden. De katten die op dit eiland voorkwamen, waren per boot meegenomen vanuit Klein-Azië door immigranten die al katten als huisdier hadden. Op een gevonden kleitablet met een verhuisinventarisatie stond bij de levende have ook een kat vermeld. Zevenduizend jaar geleden begonnen kleine wilde katten in Klein-Azië zich rondom graanopslagplaatsen op te houden vanwege de aanwezigheid van kleine prooidieren (muizen en ratten). De kittens werden naar binnen gebracht en tam gemaakt en langzamerhand ontstond hieruit de gedomesticeerde kat. Vergelijkend bottenonderzoek heeft inmiddels uitgewezen dat de huiskat afstamt van een mix van tenminste drie verschillende onderling verwante wilde kattensoorten uit die regio, de Felis silvestris libycaFelis margarita en Felis chaus. Vanuit Klein-Azië werd de kat al heel vroeg meegenomen door reizigers en emigranten naar Europa en dieper Azië in.

De kat als cultusobject

Egyptische gemummificeerde kat

De kat bekleedt al zeer lang een belangrijke plaats, bijvoorbeeld in de Germaanse mythologie. Freya, de godin van de vruchtbaarheid, de liefde en de schoonheid, liet zich door de wolken rijden op een wagen die werd getrokken door wilde katten.

Bij de Egyptenaren was de kat het symbool van de vruchtbaarheid in de vorm van de kattengodin Bastet (soms: Bubastet). De kat stond in hoog aanzien en mensen die een kat doodden of mishandelden werden zwaar gestraft. Katten werden bij de Egyptenaren gemummificeerd en bijgezet. Als een kat in een huis stierf schoren bewoners soms hun werkbrauwen als teken van rouw.

Voor de Romeinen waren katten eveneens belangrijk, en zij werden beschouwd als beschermer en hoeder van hun bezittingen. In Azië was de kat al vroeg bekend, vooral in ChinaJapan en Siam. Ze werden vaak vereerd als tempeldieren die door de monniken verzorgd werden.

In Griekse huizen werden in de oudheid hermelijnen gehouden die de functie van de huiskat vervulden; tot in de negende eeuw van onze jaartelling waren katten daar niet algemeen verspreid.

Bij de christenen waren katten in de late middeleeuwen niet geliefd, waarschijnlijk omdat ze door hun nachtelijke "concerten" vaak geïdentificeerd werden met de "machten van de duisternis". In de 14e eeuw werden katten, omdat ze in verband werden gebracht met hekserij, in groten getale verbrand en doodgeknuppeld. Ook dienden katten als offer voor de boze geesten of ze werden levend begraven. Gevolg van deze slachtpartijen was een explosie van het aantal ratten, waardoor waarschijnlijk het optreden van pestepidemieën werd bevorderd.

Bijgeloof

Zwarte kat

In streken van Europa en Amerika bestaat het volksgeloof dat het ongeluk over je afroept, wanneer een zwarte kat je pad kruist en van je wegloopt. Als de kat naar je toeloopt brengt het dus juist geluk. In Engeland brengt een zwarte kat geluk en een witte kat ongeluk. In China is een zwarte kat ook een teken van ongeluk. Daar wordt de zwarte kat echter beschouwd als een waarschuwing, zodat men daarna extra goed op zijn hoede kan zijn.

Een kat die te dicht bij onze mond komt, zou de adem uit ons lichaam kunnen wegzuigen.[20] Het ruiken aan de mond is overigens gedrag dat katten vertonen bij soortgenoten en bij mensen, die zij dierpsychologisch gezien als soortgenoot beschouwen. De kat fleemt hiermee. Met het orgaan van Jacobson bevestigt hij een bestaande band.[bron?]

Een kat die sterft in je huis of meeverhuist, zou ongeluk brengen.[20] Een kat die zich over de neus aait is een voorbode van aangenaam bezoek, volgens de spreuk: "Als de kat zich wast, komt er onverwachts een gast."

Trivia

  • Een ander woord voor kat is dakhaas.
  • Er is een vermoeden dat de omgang met een kat de bloeddruk bij een mens kan verlagen.[2]
  • Er zijn vermoedens dat opgroeiende kinderen waarbij men een kat als huisdier heeft later minder kans hebben om allergieën te ontwikkelen.[21]
  • Als de vacht van de kat rood is, dan is deze meestal mannelijk. Een lapjeskat is vrijwel altijd vrouwelijk.
  • Alle vachtpatronen zijn afgeleid van de twee genetisch mogelijke hoofdkleuren voor katten of de afwezigheid daarvan: rood en zwart.
'

Hamster:

In het Limburgs wordt de hamster aangeduid als 'korenwoof'. Dat koren slaat op zijn voedsel en woof of wouf is een bijnaam voor iemand die erg inhalig is. Het is duidelijk dat dit dier een korenhamsteraar is. In vertaling naar het Nederlands is dit verbasterd tot korenwolf.

Inhoud

  [verbergen

[bewerken]Beschrijving

De hamster is een middelgroot knaagdier met een korte staart. Hij wordt 200 tot 340 millimeter groot, met een staartje van 28 tot 60 millimeter, en een gewicht van 150 tot 460 gram. De bovenzijde van zijn vacht is gelig bruin, met witte tot gelige vlekken op snuit, schouders en wangen. De onderzijde is zwart. Dit is vrij bijzonder, aangezien bij de meeste zoogdieren de buik lichter is dan de rug. Melanisme komt voor. Hij heeft middelgrote, behaarde oren.

[bewerken]Verspreiding

De hamster is van oorsprong een Oost-Europese steppebewoner, maar met de opkomst van de landbouw verbreidde zijn leefgebied zich meer naar het westen uit. Hij komt voor van Zuidwest-Rusland via de Donauvallei en de Pannonische vlakte door Duitsland tot Zuid-Limburg, Oost-Belgiëen Noordoost-Frankrijk. Hij komt niet voor in berggebieden, aangezien hij een losse ondergrond nodig heeft om gangen in te graven.

In Nederland komt de soort enkel voor in Zuid-Limburg, maar de soort werd daar bedreigd. Stichting Das en Boom en Diergaarde Blijdorp hebben samen de laatste korenwolven opgevangen en zijn met deze dieren een fokprogramma gestart. In 2005 is Das en Boom met het fokken gestopt en zijn de dieren verhuisd naar het Gaiapark in Kerkrade. Hamsters die in Nederland in het wild worden gezien, zijn zeer waarschijnlijk nakomelingen van hamsters uit dit fokprogramma.

In België (in het zuiden van de provincies Vlaams-Brabant en Limburg) stond de hamster ook op uitsterven en daarom heeft het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB) van de Vlaamse overheid in 2007 en 2008 hamsters uit het Nederlands kweekprogramma bijgezet op de twee locaties waar ze zeker nog voorkwamen. In 2011 beschouwde Natuurpunt de aantallen echter nog steeds als teruglopend.[2]

[bewerken]Gedrag

 
Een korenwolf in een graanveld

De hamster is een solitaire soort, die een gangenstelsel graaft. Dit netwerk kan tot twee meter diep zitten, met gangen van een diameter van 6 tot 8 centimeter, en kunnen soms behoorlijk steil zijn, waardoor hij snel kan verdwijnen bij gevaar. Hier legt hij kamers in voor voedselvoorraden, een latrine, en nesten. De nesten zijn vaak bedekt met gras, hooi en ander zacht materiaal. 's Avonds en 's nachts wordt een hamster actief en komt de hamster uit zijn hol om te eten. Hij eet vooral zaden, grassen en kruiden, maar ook wortelen, vruchten en granen en dierlijk voer als insecten, slakken, wormen, en zelfs kikkers, muizen en jonge vogels. Het voedsel bewaart hij in zijn wangzakken en neemt het mee naar zijn voedselvoorraden. Daar leegt hij zijn wangzakken met zijn voorpoten. De voedselvoorraad kan tot 65 kilogram aan voedsel beslaan, maar is meestal niet meer dan 15 kilogram. Bij gevaar (vooral vossen) zet de gewone hamster zijn wangzakken op en maakt hij dreigende geluiden.

Als de herfst komt, dicht hij alle uitgangen met aarde. In het diepste nest houdt de hamster van oktober tot april een winterslaap, waarbij zijnlichaamstemperatuur tot 5 °C daalt. De winterslaap onderbreekt hij elke vijf tot zeven dagen om te eten van deze voedselvoorraad. Na de winterslaap breekt de paartijd aan. Hierbij dringen de mannetjes binnen in de territoria van de vrouwtjes, waar ze na de paartijd direct weer worden uitgejaagd. Ook tamme hamsters houden een winterslaap als de temperatuur daalt.[bron?]

[bewerken]Voortplanting

Na een draagtijd van 17 tot 20 dagen worden drie tot vijftien kale, blinde jongen (gemiddeld 4-8) geboren. Na 14 dagen gaan de ogen open en kunnen de jongen het nest verlaten. Na 18 dagen worden de jongen gespeend. De vrouwtjes zijn geslachtsrijp na 43 dagen, waardoor jongen uit de eerste worp vaak nog in hetzelfde jaar kunnen voortplanten. Een vrouwtje kan tot drie worpen per jaar krijgen. De voortplantingstijd eindigt in juli en augustus.

[bewerken]Naam

Konijn:

'

Inhoud

  [verbergen

Wetenschappelijke naam en indeling

Linnaeus plaatste het konijn in 1758 als Lepus cuniculus[2] in het geslacht Lepus, samen met Lepus timidus (sneeuwhaas), Lepus capensis(Kaapse haas) en Lepus brasiliensis (Tapeti of Braziliaans boskonijn). De Europese haas was Linnaeus toen vreemd genoeg nog onbekend en die vinden we daarom op dat moment niet in het geslacht Lepus of ergens anders.[3]

Lilljeborg plaatste het konijn later in het geslacht Oryctolagus,[4] een monotypisch geslacht, wat betekent dat het een geslacht met maar één soort is.

Voedster, rammelaar en lamprei

Een voedster of moer is een vrouwelijk konijn. Deze is naast een verschil in geslachtsorganen van het mannelijk konijn te onderscheiden omdat hun lijf langer is en de kop minder grof. Bij een jong konijn is dit onderscheid moeilijker te zien. De voedster van een tam konijn is over het algemeen rustiger dan een rammelaar, behalve wanneer ze drachtig is; dan kan ze behoorlijk uitvallen en fel bijten. Na de bevalling als ze net jongen hebben gekregen zijn ze zeer beschermend en soms agressief. De rammelaar of ram is een mannelijk konijn. Deze zijn temperamentvoller dan de voedsters. De rammelaar is meestal dikker en zwaarder en heeft een bredere kop. Het jong van een konijn heet een lamprei.

Tam konijn

Tam konijn

Het konijn is in een vrij groot aantal vormen gedomesticeerd (tot huisdier gekweekt). Bij de gedomesticeerde vormen worden volgens de Nederlandse standaard de diverse rassen onderscheiden: zie Lijst van konijnenrassen.

Het konijn werd al in de Romeinse tijd gedomesticeerd. Eerst werd het dier gehouden voor het vlees en de vacht, later ook als gezelschapsdier. De Romeinen hielden het konijn in parkjes met hoge muren, de zogenaamde leporaria. Behalve volwassen dieren aten zij ook pasgeboren konijntjes, die als delicatesse werden beschouwd. In middeleeuwse kloosters werd voor het eerst melding gedaan van kleurveranderingen. Pas in het midden van de 19e eeuw werden konijnen ook als hobbydier gehouden, waarbij er speciale konijnententoonstellingen werden gehouden. Na de Tweede Wereldoorlog werd het konijn een populair gezelschapsdier.

Uiterlijk

Konijnenrassen variëren zeer van grootte, kleur, vachtlengte en in de stand van de oren. Een groot ras zoals de Vlaamse Reus kan meer dan acht kilogram wegen, terwijl dwergkonijnen nauwelijks een kilogram wegen. Het gewone konijn weegt ongeveer anderhalf tot twee kilogram.

Tamme dieren kunnen allerlei kleuren hebben: wit, bruin, roestbruin, zwart, grijs, blauw, agouti, etc. Ook zijn er dieren met meerdere kleuren en opvallende tekeningpatronen, als gevlekte konijnen. Over het algemeen hebben tamme konijnen een korte vacht, maar het Angorakonijn heeft juist een snelgroeiende, wollen vacht. Kruisingen tussen wilde en tamme konijnen brengen meestal sterke, veelbehaarde jongen voort die ook allerlei kleuren kunnen hebben.

Een konijn bezit geen hoektanden. In de bovenkaak zitten er wel twee stifttanden, twee zeer grote snijtanden, zes voorkiezen en zes kiezen. Op deze kleine tandjes (stifttanden) rusten de onderste snijtanden wanneer het dier niet eet. In de onderkaak heeft het konijn twee zeer grote snijtanden, vier voorkiezen en zes kiezen.

Ziekten en problemen

Konijn met myxomatose

Konijnen zijn heel kwetsbaar voor ziekten en dan vooral voor myxomatose en rabbit haemorrhagic disease (RHD), twee virusziekten. Als een konijn zo'n ziekte eenmaal heeft, is het meestal niet meer te redden. Tamme konijnen kunnen ingeënt worden tegen deze ziekten: eenmaal per jaar tegen RHD en tweemaal tegen myxomatose. Tegenwoordig is er ook een vaccin dat 1 jaar werkzaam is voor beide ziektes, wel is hier een incubatietijd van drie weken en schijnt dit vaccin minder tegen RHD te werken als deze al eerder door de zogenoemde Cunical is toegediend.

Er zijn ook enkele veelvoorkomende problemen bij konijnen waaronder "olifantentanden". De tanden van een konijn groeien altijd door. Wanneer de voortanden niet goed aangelegd zijn of beschadigd zijn geraakt, groeien deze scheef door. Ze raken dan de tegenoverliggende voortanden niet meer en worden te lang. Een gezond konijn zal zijn voortanden slijten door het eten van vezelrijke producten, zoals gras, hooi en bladgroente. Vaak wordt foutief aangenomen dat voor de slijtage van de voortanden takken of iets dergelijks nodig zijn. Desondanks zal een konijn graag gebruikmaken van wilgentakken, waarvan het hout niet splintert. Dieren met voortanden die te lang doorgroeien kunnen hun mond niet dichtdoen, wat de dieren verhindert te eten. De dieren zullen verhongeren als de tanden niet door bijvoorbeeld een dierenarts worden afgeslepen. Het is een grove fout om tanden te knippen (in plaats van te slijpen). Bij het knippen wordt zoveel kracht gebruikt dat de tanden kunnen splijten of barsten wat ontstekingen met abcesvorming kan veroorzaken. Daarom is het beter ze af te slijpen. Het is nog beter om de tanden van het konijn te laten verwijderen door een dierenarts. Er moet dan wel rekening worden gehouden dat het voedsel van het konijn dan in kleine hapklare brokken wordt aangeboden. De meeste konijnen passen zich goed aan om zonder voortanden te eten. Ze zijn immers gewend geraakt om hun voortanden niet te kunnen gebruiken.

Een minder vaak voorkomend probleem bij te dikke dieren, oudere dieren en dieren die een onjuist dieet krijgen, is een klomp nachtkeutels die aan het achterste blijft kleven. Dit is te voorkomen door de konijnen het juiste dieet te geven. Mocht het toch voorkomen, is dit het best te verwijderen door het dier te badderen in een lauw waterbadje en voorzichtig weg te knippen met een nagelschaartje. Een bezoek aan de dierenarts is eveneens aan te raden, vooral als de keutels niet verwijderd kunnen worden. In de lente, zomer en herfst kunnen er vliegen op de uitwerpselen afkomen. Deze zullen het konijn infecteren met maden, waardoor het konijn de ziekte Myiasis riskeert. Hierdoor wordt het onderhuids weefsel van het konijn geïnfesteerd door de vliegenlarven. De maden moeten manueel worden verwijderd, en een behandeling met antibiotica is in veel gevallen noodzakelijk. Kijk uit voor deze ziekte, vooral in de warmere seizoenen. Hou het stro droog en de hokjes proper, zodat vliegen wegblijven.

Konijnen hebben een zeer gevoelige spijsvertering. Om haar optimaal te functioneren heeft het konijn vooral behoefte aan een grote vezelopname. Die haalt het voornamelijk uit gras, hooi en bladgroente. In bepaalde situaties, zoals bij pijn, stress of tijdens de verharing gaan konijnen wel eens minder eten en dit veroorzaakt een vertraagde darmwerking. Hierdoor ontstaat "gas" in de darmen, wat voor het dier zeer pijnlijk is en waardoor het stopt met eten. De spijsvertering loopt dan het risico helemaal stil te vallen en als hier niet op gereageerd wordt, zal het dier sterven. Daarom geldt als vuistregel: een konijn dat niet eet is een ziek konijn. Een bezoek aan de dierenarts is dan noodzakelijk.

Verzorging

Tamme konijnen in een buitenren
 
Voedend moederkonijn

Konijnen zijn van huis uit groepsdieren, echter is het niet verstandig om meerdere dieren in een ren te houden. Konijnen kunnen rivaliserend gedrag gaan vertonen in kleinere ruimtes, wat uit kan lopen op hevige gevechten. Dit is niet per definitie zo, maar meestal wordt aangeraden om twee konijnen te houden. Als je aan twee dieren wilt beginnen is de beste combinatie een gecastreerd mannetje met een gesteriliseerd vrouwtje. Konijnen kunnen ook op latere leeftijd aan elkaar gekoppeld worden. Dit vraagt wel om een nauwkeurige aanpak. De (evt. gesteriliseerde) voedster en het gecastreerde mannetje moeten elkaar eerst leren kennen in een neutrale ruimte (voor geen van de konijnen bekend). Daarna vraagt het een regelmaat van koppelen, splitsen, hokken aan elkaar schuiven en observeren. U moet vooral geduld hebben. Een vierdaagse koppeling werkt in de praktijk zeer goed. In de diverse dierenopvang centra waar ook knaagdieren worden gehuisvest zijn ze vaak op de hoogte van het karakter van een konijn en de regels omtrent koppelen.

Redenen om een voedster (al is de ram gecastreerd) toch te laten steriliseren:

Tegen die tijd dat een voedster 4-5 jaar is heeft zij - mede afhankelijk van het ras - een kans van 50-80% om te sterven aanbaarmoeder(hals)kanker. Het bakerpraatje dat dit niet zo zou zijn als zij een nest heeft gehad moet krachtig uit de wereld geholpen worden. Aantasting van de baarmoeder door kanker en ontstekingen is helaas zeer veelvoorkomend. Dring er dan ook op aan dat bij sterilisatie óók de baarmoeder (al is het maar deels) wordt verwijderd - want dit is niet altijd standaard het geval.

Konijnen kunnen zowel binnen als buiten leven in een hok. Konijnen kunnen goed tegen kou maar niet tegen tocht, nattigheid en felle zon. Ze hoeven dan ook niet tijdens een vorstperiode in een schuur gezet, tot -15 graden Celsius kunnen ze prima leven. Wel hebben konijnen een warmtochtvrij hok nodig met voldoende stro. Konijnen kunnen ook makkelijk binnen leven. De dieren zijn erg schoon en verspreiden geen nare luchtjes, zolang je de kooi maar op tijd schoon maakt. Omdat konijnen veel lichaamsbeweging nodig hebben moet je ze regelmatig los laten lopen in een grote (buiten)ren of in de kamer, zolang de dieren niet bij giftige planten en elektrische bedrading kunnen komen. Bedrading kan worden weggewerkt in plinten en goten.

Konijnen zijn uitzonderlijk zindelijke dieren. Het is overbodig om ze in bad te doen. Soms, bij warm weer, zal het konijn bevuild stro opgraven om zich te koelen. Hierdoor ontstaan plekken in de vacht die moeilijk te verwijderen zijn. Een wasbeurt kan helpen, maar meestal verliest het konijn de plekken pas tijdens de rui. Kuis het hok dus op tijd uit. Je moet je konijn iedere week even borstelen. Dit is goed voor de bloedsomloop van het konijn en de oude haren worden verwijderd. De tanden van het konijn groeien altijd door en ze moeten dus af kunnen slijten. Het beste is veel hooien takken (zoals de splintervrije wilgentakken) waarop ze kunnen knagen. Te lange tanden hinderen het konijn bij het eten. Ook bij een goede voeding komt het voor dat de tanden door een verkeerde stand te lang worden en doorgroeien, deze moeten dan door de dierenarts worden geknipt of geslepen.[5] De nagels van het konijn moet je elke twee à drie maanden knippen.

Het beste is om kleine stukjes van zo veel mogelijk verschillende groenten tegelijk te geven, in plaats van veel van één soort groente. De wilde konijnen in de natuur eten ook heel gevarieerd en eten overal een klein beetje van. Voorbeelden van goede groenten om te geven zijn: andijvieveldslabroccolivenkelbleekselderijknolselderijkoolrabiwortelen en wortelloof, het loof vanradijsjes, blaadjes witlofpaksoiwaterkers, aangevuld met een takje peterselie of selderij. Geef konijnen steeds genoeg vezels. Vul korrels of groenvoer steeds aan met hooi of gras. Zonder vezels riskeert het konijn diarree of dikkebuikenziekte.

Er zijn in de natuur nog veel meer kruiden en planten die goed zijn voor konijnen, als weegbreewilde achilleaherderstasjeboerenwormkruidabsintalsem, de bloemen en het blad van depaardenbloemdovenetel etc. De jonge toppen van de brandnetel zijn zeer gezond, maar ze moeten wel eerst een dag liggen om de "brand" eruit te laten gaan.

Opletten met: preiuibieslookbonenerwtenmaïs, vaste koolspruitjes. Teveel klaver geeft ook problemen, net zoals veel nat gras. Afgemaaid gras mag nooit gegeven worden, geplukt of geknipt lang gras wel. Met koolsoorten en sla en witlof moet je voorzichtig zijn, omdat een konijn daar heel snel gasvorming van krijgt, wat ook weer dodelijk kan zijn. Het is beter om van de koolsoorten een beetje bloemkool en 's winters boerenkool te geven.

Huisvesting

De hokken die vaak in dierenwinkels en bouwmarkten worden verkocht zijn eigenlijk te klein om een konijn continu in te huisvesten. Konijnen hebben ruimte nodig om te rennen, te springen te spelen en te graven, ook om voor elkaar weg te vluchten. Men kan rustig uitgaan van minimaal 1 à 2 vierkante meter per konijn. Hokken die voor kippen gebruikt worden zijn met wat kleine aanpassingen vaak zeer geschikte konijnenhokken. De dierenwinkel-hokken zijn overigens met toevoeging van een ren ook redelijk geschikt. Konijnen hebben graag ondergrondse graafruimte. Die graafruimte moet afgeschermd met stevig gaas, zodat het voor bunzings en marters onmogelijk is om in het hok te komen.

Konijnen hebben de behoefte om te spelen. Ze zullen speelgoed erg op prijs stellen. Geschikt speelgoed is onder meer: een kartonnen doos met een gat erin (om in te kruipen/bovenop te springen), lege toiletpapierrolletjes (om mee te gooien), een tennisbal aan een touwtje ophangen (om tegenaan te botsen), rotanballetjes (om te knagen en om te gooien), een oud telefoonboek (om te scheuren), een grote bak met aarde (om in te graven/wroeten), wilgentakken (om op te knagen), een stuk oud tapijt (om te krabben). Het speelgoed zal gesloopt worden, een teken dat het konijn het leuk vindt. Haal papier en kartonnen speelgoed weg als het konijn het daadwerkelijk opeet, dit kan verstoppingen veroorzaken. In de meeste dierenwinkels vind je ook speeltjes voor konijnen, bijvoorbeeld een speelbal waarin "snoepjes" zoals gedroogde banaanrozijnen of andere commerciële snoepjes kunnen worden gestopt.

Konijnenrassen

Historisch zijn de Nederlanden grote exporteurs geweest van gedomesticeerde konijnen, zowel voor pels als in de vleeshandel. Dit komt tot uiting in de grote hoeveelheid verschillende rassen die in het gebied worden gekweekt. De laatste 100 jaar is de populariteit van het konijn als slachtdier of bron voor bont sterk afgenomen. Bovendien is het veel economischer geworden om zich in de industriële kweek toe te leggen op groot-schaalrassen of albino's. De historische rassen werden dus opzij geschoven en bleven slechts in handen van een beperkt aantal hobbyisten. Sinds kort is er een noodkreet gerezen om dit levend erfgoed te beschermen. Speciale verenigingen houden zich bezig met wedstrijden en het in stand houden van zeldzame populaties.

1rightarrow.png Zie ook: Lijst van konijnenrassen
Ras Afkomst
Blauw van Sint-Niklaas Oost-Vlaanderen
(Blauw) Van Beveren Oost-Vlaanderen
Vlaamse reus Oost-Vlaanderen
Steenkonijn Vlaanderen
Belgische haas Antwerpen
Blauw van Ham Wallonië
Parelgrijs van Halle België
Belgisch zilver Frankrijk/België
Wit van Dendermonde Oost-Vlaanderen

Kwekers helpen je meestal op weg en kun je contacteren via een vereniging. Als je zelf een raskonijn wilt aanschaffen, voor de sport, of de schoonheid, hou er dan rekening mee dat sommige dieren meer zorg vereisen dan andere. Kweken kost ook tijd en ruimte, zoals sommige nesten tot 10 jongen kunnen bevatten! Hou er dus rekening mee dat je jongen zult moeten verkopen of laten slachten.

Als productiedier

Konijnen worden ook gehouden voor de productie van vlees. In Nederland werden in 2010 bijna 300.000 konijnen voor het vlees gehouden[6]. Vleeskonijnen worden vaak gehouden in kooien van 50 bij 70 centimeter, waarbij ze in groepen van ongeveer 6 worden gehouden[7]. In Nederland geldt sinds 2006 voor het houden van vleeskonijnen de Verordening welzijnsnormen konijnen[8] van hetProductschap Pluimvee en Eieren. Konijnen worden daarnaast ook gehouden als proefdier[9], voor hun wol[10] en hun pels [7].

Wild konijn

Wild konijn

Het wild konijn heeft een kop-romplengte van 34 tot 50 centimeter en een lichaamsgewicht van 1,2 tot 2,5 kilogram. Het staartje is 4 tot 8 centimeter lang. Wilde konijnen hebben voornamelijk een grijsbruine kleur, wildkleur of agouti genaamd. De dieren hebben ook een roodbruine vlek in de nek. De oren hebben een bruin puntje, de bovenzijde van de staart is zwartbruin. De buikzijde is blauwig grijs van kleur, de onderzijde van de staart is wit. Deze valt zeer op als hij wordt opgewipt. Sommige konijnen die maar half wild zijn kunnen wit of zwart zijn. Bij het wilde konijn zijn de oren minder lang dan de lengte van de kop. De oren van een konijn in het wild kunnen erg groot worden, hiermee vangen ze veel geluiden op.

Leefwijze

Het konijn is een schemerdier (ook wel schemeractief genoemd). Het konijn leeft van een grote variatie aan plantaardig voedsel: grassen, kruiden, loten, knollen, bast en akkergewassen als graan en kool. Ook eten ze hun eigen uitwerpselen (coprofagie). Dit is een soort van herkauwing in twee fasen, na de eerste vertering eet het konijn de uitwerpselen rechtstreeks uit het rectum. Het is dus helemaal niet erg om de keutels uit het hok weg te nemen, zoals veel mensen soms denken.

Het konijn leeft in grote groepen in een uitgebreid gangenstelsel. Het konijnenhol wordt meestal aangelegd in een heuvel of een andere helling, als een duin. De ingang heeft een diameter van tien tot vijftig centimeter. In Noordoost-Schotland legt hij ook "legers" aan, als een haas. Ze wagen zich zelden verder dan 400 meter van het hol af.

Bij lage dichtheden leeft het konijn in paarverband, bij hoge dichtheden in groepen van ongeveer twintig volwassen dieren en hun jongen. Binnen zo'n groep vormen zich subgroepjes, bestaande uit één tot vijf mannetjes en één tot zes vrouwtjes. Zo'n subgroepje heeft zijn eigen graasplek, die hij meestal verdedigt tegen andere dieren. Binnen een groep heerst een rangorde, waarbij de dominante dieren de beste nesten betrekken, vlak bij het centrum van de kolonie. De jongen van dominante dieren staan later vaak ook hoog in de hiërarchie.

Territoria worden gemarkeerd door geurklieren onder de kin, urine en hopen keutels. De dominante mannetjes binnen een groep hebben de grootste klieren en zijn verantwoordelijk voor het meeste markeren. Bij gevaar stampt het konijn met zijn achterpoten. Ze kunnen een topsnelheid van 55 km/u halen, maar houden dit niet lang vol.

Voortplanting

De eisprong van het vrouwtje wordt door de paring in gang gezet en is ongeveer 12 uur later voltooid. Vandaar dat zowat alle paringen in zwangerschap resulteren. Maar 60% van de zwangerschappen niet wordt voldragen. De vruchtbeginselen kunnen vanaf de 12e dag opgelost worden en door de baarmoederwand in 2 dagen volledig opgezogen.[11] Het is niet geheel duidelijk waarom dit gebeurd. Waarschijnlijk wordt deze "interne abortus" veroorzaakt door een te weinig beschikbaarheid aan eiwit in het dieet. Dit zou ook verklaren waarom de wilde konijnenjongen geboren worden tussen maart en augustus terwijl tamme konijnen het hele jaar door jongen krijgen. Het beschikbare voedsel van wilde konijnen in de winter is karig en bevat zeer weinig eiwit. In de vroege lente en zomer bevatten het voor het wilde konijnen beschikbare jonge groene gras en de jonge planten veel eiwitten. Het voedsel van tamme konijnen daarentegen is het hele jaar constant in termen van eiwit door het voeren van korrels, wellicht vandaar dat zij het hele jaar nesten kunnen krijgen.

De draagtijd van een konijnen is 28-31 dagen. Reeds enige uren na de geboorte van de jongen is het wijfje weer paringsbereid en wordt opnieuw gedekt, zodat zij tijdens de zoogperiode reeds nieuwe embryo's in haar baarmoeder herbergt.

Per jaar kan een vrouwtje drie tot zeven worpen krijgen, met een minimum interval van dertig dagen. Nog een bijzonderheid van konijnen is dat de mannelijke embryo's in de baarmoeder in de minderheid zijn ten opzichte van de vrouwelijke. Na de geboorte verschuift zich die verhouding nog verder, zodat er ten slotte 100 rammen op 130 moertjes overblijven.

Jongen worden geboren in een aparte ondergrondse nestkamer, die ligt aan het uiteinde van een één à twee meter lange gang. Het nest waarin de jongen worden geboren bestaat uit gras en mos en is bedekt met vacht uit de buik van de moeder. Onderdanige vrouwtjes leggen meestal simpelere holen aan waar de jongen worden geboren. Ze zijn bij de geboorte kaal en blind, en wegen 30 tot 35 gram. Na tien dagen gaan de ogen open. Ze worden 28 dagen lang gezoogd. Het moerkonijn bezoekt de jongen slechts vijf minuten per dag om ze te zogen.

Het mannetje beschermt jonge konijnen tegen andere konijnen, die zich agressief kunnen gedragen tegenover vreemde jongen en deze zelfs doden. In gevangenschap komt het echter regelmatig voor dat het mannetje zelf de jongen doodt. Vrouwtjes zijn na 4 maanden geslachtsrijp, mannetjes na 3 maanden. Jongen die vroeg in het jaar geboren worden, kunnen zich nog hetzelfde jaar voortplanten.

Het konijn wordt in het wild maximaal negen jaar oud. Tamme konijnen kunnen, als ze goed verzorgd worden, wel 12 jaar oud worden. Onder normale omstandigheden (in een hok, altijd genoeg eten) worden tamme konijnen ongeveer 5-7 jaar, meestal gaan ze dan dood omdat ze te dik worden.

Verspreiding

Oorspronkelijk komt het konijn enkel voor op het Iberisch Schiereiland. Spanje heeft zijn naam te danken aan het konijn. Toen de Phoeniciërs rond de 11e eeuw v.Chr. het Iberisch Schiereiland bereikten, troffen ze daar veel konijnen aan. Omdat zij de dieren erg vonden lijken op de voor hen beter bekende klipdassen, gaven ze de streek de naam 'i-saphan-im', het land der klipdassen. Deze naam is later door de Romeinen verbasterd tot 'Hispania'.

De Romeinen introduceerden het dier in het grootste deel van het Romeinse Rijk. Tegenwoordig wordt het in heel West-, Midden- en Zuid-Europa en Centraal-Azië aangetroffen op elk terrein waarin hij holen kan graven. Hij leeft van Zuid-Rusland en Oekraïne via HongarijeTsjechiëDuitslandDenemarken en de Alpen tot de BeneluxFrankrijk, de Britse EilandenItalië en het Iberisch Schiereiland. Ook in Zuid-ScandinaviëMarokko en op enkele eilanden in de Middellandse Zee, als de BalearenCorsicaSardiniëSiciliëMalta en Kreta, komt het voor. Ook in Australië komt het voor. Het wilde konijn leeft voornamelijk in graslanden, open weilanden, en heidegronden, liefst met een droge, losse, zanderige bodem. Ook komt hij voor in open bossen, de rand van landbouwgebieden en zandduinen. Het konijn mijdt naaldbossen.

Een virusziektemyxomatose, was er in de jaren vijftig de oorzaak van dat het dier op vele plaatsen is verdwenen. Later is dat aantal weer toegenomen, doordat meer dieren resistent werden tegen het virus.

Benelux

Het konijn kwam in Nederland en België veel voor in zandstreken, bossen en duinen, tot in 1954 door myxomatose de populatie daalde en op vele plaatsen het dier verdween. Vanaf 1994 daalt de populatie in Nederland weer. In 2004 was er nog maar een derde over van het aantal uit 1994. Ditmaal is waarschijnlijk een dodelijke variant van het RHD-konijnenvirus de belangrijkste oorzaak. Ook de infrastructuur, de toenemende bebouwing van het biotoop, myxomatose, jacht en predatie door vossen en roofvogels spelen een grote rol bij de achteruitgang. Konijnen komen zelfs voor in grote steden zoals Amsterdam.

In België wordt het konijn bijna overal aangetroffen, uitgezonderd in Brussel en een klein deel (in het Noordoosten) van Vlaams-Brabant. Ook in sommige versnipperde stukjes van West-Vlaanderen is het konijn niet thuis. Aangezien een groot deel van Vlaanderen een zanderige bodem heeft (waar het konijn graag in graaft) komt het konijn ook aan de kust voor en zijn er slechts enkele plaatsen waar het konijn niet aangetroffen wordt.

Australië

In Australië is het konijn in 1859 door de Engelsen uitgezet voor de jacht. Door het ontbreken van natuurlijke vijanden en de snelle voortplanting ontwikkelde zich al snel de Australische konijnenpopulatie tot een ware plaag. Tegenwoordig leven daar meer dan tweehonderd miljoen wilde konijnen. Dit heeft kwalijke gevolgen voor het land: hele stukken land worden kaalgegeten, waardoor inheemse diersoorten bedreigd worden omdat hun voedsel en schuilplaatsen verdwijnen. Ook ondervinden landbouwgebieden veel schade van het konijn. Toen bleek dat het konijn niet met jacht onder controle te houden was, werden natuurlijke vijanden als de vos uitgezet. De vos eet echter ook inheemse dieren. Later zijn specifieke dodelijke konijnenziekten als myxomatose naar het land gebracht om de plaag onder controle te krijgen. In sommige staten als Queensland is het verboden om konijnen te houden.

Symboliek en bijgeloof

Een konijn staat symbool voor vruchtbaarheid. Volgens het volksgeloof heeft het konijn magische en geneeskrachtige eigenschappen.[12] Een konijnenpootje zou geluk brengen.

Galerij

'

Cavia:

Cavia's (Cavia) of Guinese biggetjes is een geslacht van kleine Zuid-Amerikaanse knaagdieren uit de familie Caviidae. Het zijn geen varkentjes en ze komen niet uit Guinea. Ze worden in bepaalde Zuid-Amerikaanse landen als voedseldier gefokt. In de meeste andere landen zijn ze tamelijk populaire, makkelijk te houden huisdieren. Een van de meest opvallende kenmerken van cavia's die van belang zijn voor hun verzorging, is dat ze net als mensen en de meeste apen omwille van een defect aan het gulonolactone oxidase-gen (GULO-gen) zelf geen vitamine C kunnen aanmaken en dat uit het voedsel moeten krijgen. Hierin wijken ze sterk af van de andere dieren, die hun vitamine C redelijk (bijvoorbeeld: kattenen honden) tot zeer goed (onder andere: geiten en leeuwen) zelf kunnen maken uit hun bloedsuiker.

[bewerken]Soorten cavia's

De bekendste soort is de huiscavia (Cavia porcellus), die waarschijnlijk zo'n 3000 jaar geleden door de Inca's is gedomesticeerd. Waarschijnlijk zijn Cavia apereaCavia fulgida en Cavia tschudii de naaste verwanten van de huiscavia. Sommige onderzoekers vinden de verschillen tussen deze soorten zo gering dat ze ze onder één soort schikken. Het gezaghebbende Smithsonian Institution in Washington noemt op zijn officiële lijst van zoogdieren dan ook maar vijf soorten onder het geslacht Cavia.

Het geslacht Cavia omvat zes soorten: